Present Simple
(tegenwoordige tijd)
De Present Simple wordt gebruikt om feiten, een gebruikelijke actie, of een actie die in toekomst is gepland te benoemen.
De belangrijkste regel in deze grammaticale tijd is de SHIT regel. Bij de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) He-She-It komt er een -s achter het werkwoord.
Bijvoorbeeld:
- The sun rises in the east every morning.
- I wash my face every morning.
- Mike starts school in the morning.
Pronouns | Verbs | Nouns |
---|---|---|
I | sell | ipods |
You | sell | ipods |
He/She/It | sells | ipods |
We | sell | ipods |
You | sell | ipods |
They | sell | ipods |
Nou wil je natuurlijk niet altijd alleen maar normale zinnen kunnen zeggen en schrijven. Je moet leren vragen stellen en negatieve zinnen maken.
Dit doe je door het hulp werkwoord do te gebruiken. Je gebruikt dit werkwoord om vragen te maken met de Present Simple tijd (tegenwoordige tijd).
Door het hulp werkwoord toe te voegen aan het begin van de zin formuleer je vragen.
Verb | Pronoun | Verb | Rest of sentence |
---|---|---|---|
Do | I | sell | ipods |
Do | You | sell | ipods |
Does | She | sell | ipods |
Does | He | sell | ipods |
Does | It | sell | ipods |
Do | We | sell | ipods |
Do | They | sell | ipods |
Do | You | sell | ipods |
Er is dus een uitzondering in de SHIT regel. Als je een vraag maakt in de present simple. Dan gaat de -s naar het eerste werkwoord in de zin. In dit geval een vraag in de present simple: dus het werkwoord do - wordt does.
Dit geld ook voor de negatieve zinnen. Alleen voeg je dan ook nog het woordje not toe. Met de verkorte versie word het dan n't.
Pronoun | Verb | Verb | Rest of the sentence |
---|---|---|---|
I | don't | sell | ipods |
You | don't | sell | ipods |
She | doesn't | sell | ipods |
He | doesn't | sell | ipods |
It | doesn't | sell | ipods |
We | don't | sell | ipods |
They | don't | sell | ipods |
De Present Continuous

Pronouns: | Verbs: | Nouns: |
---|---|---|
I | am selling | ipods |
You | are selling | ipods |
He/She/It * | is selling | ipods |
You | are selling | ipods |
We | are selling | ipods |
They | are selling | ipods |
Als je vragen gaat maken met de present continuous dan haal je de twee werkwoorden uit elkaar en dan plaats je het persoonlijk voornaamwoord (pronoun) er tussen.
Verb | Pronoun | verb | nouns |
---|---|---|---|
Am | I | selling | ipods? |
Are | you | selling | ipods? |
Is | He/she/it | selling | ipods? |
Are | we | selling | ipods? |
Are | they | selling | ipods? |
Als je een ontkennende zin maakt dan plaats je het woordje 'not' tussen de twee werkwoorden.
Pronoun | verb | nouns |
---|---|---|
I | am not / 'm not selling | ipods. |
You | are not / aren't selling | ipods. |
He/she/it | is not / isn't selling | ipods. |
We | are not / aren't selling | ipods. |
They | are not / aren't selling | ipods. |
Past Simple
(verleden tijd)
De past simple wordt gebruikt om een actie die in het verleden is gebeurt te beschrijven. Bijvoorbeeld: “Mary washed her clothes yesterday”. Of een algemene actie. Wanneer je deze tijd kan gebruiken staat in het figuur hieronder aangegeven.

In de tabel hieronder staat de vervoeging van een regelmatig werkwoord. De -ed letters worden toegevoegd aan de basis vorm van het werkwoord en daarmee creëer je de verleden tijdsvorm.
Er zijn ook onregelmatige werkwoorden deze worden allemaal op een andere manier vervoegd. Bijvoorbeeld het werkwoord to be en to have. In het pdf document die ik hieronder heb ingevoegd staan voorbeelden van deze onregelmatige werkwoorden.
pronouns: | verbs: | Nouns: |
---|---|---|
I | washed | clothes |
you | washed | clothes |
he/she/it * | washed | clothes |
you | washed | clothes |
we | washed | clothes |
they | washed | clothes |
Dan moet je natuurlijk ook nog vraagzinnen en ontkennende zinnen kunnen maken. Hiervoor heb je het hulpwerkwoord did nodig. Did is de verleden tijdsvorm van het werkwoord do. Je plakt dit hulpwerkwoord voor het persoonlijke voornaamwoord (pronoun) en gebruikt dan de basisvorm van het werkwoord weer.
vb: Did I wash my hair last night?
Bij het maken van ontkennende zinnen gebruik je did not / didn't, je plaats dit hulpwerkwoord voor het werkwoord in de zin. De rest van de zin blijft hetzelfde.
vb: I didn't wash my hair last night.
Verb | Pronoun | Verb | Nouns |
---|---|---|---|
Did | I | wash | my clothes? |
Did | you | wash | your clothes? |
Did | he/she/it | wash | his/her clothes? |
Did | we | wash | our clothes? |
Did | they | wash | their clothes? |
Pronoun | Verb | Nouns |
---|---|---|
I | didn't / did not wash | my clothes. |
you | didn't / did not wash | your clothes. |
he/she/it | didn't / did not wash | his/her clothes. |
we | didn't / did not wash | our clothes. |
they | didn't / did not wash | their clothes. |
Pronoun | Verb | Nouns |
Present Perfect
(voltooid tegenwoordige tijd)
De present perfect wordt gebruikt wanneer een actie net is gestopt of nog steeds gaande is. Maar het heeft nog steeds invloed op het heden.

De present perfect wordt gevormd door het hulpwerkwoord have samen met het voltooid deelwoord in een zin te zetten. Het voltooid deelwoord is de -ed vorm van een werkwoord of het 3e rijtje in de onregelmatige werkwoordenlijst.
Het voorbeeld hieronder is een onregelmatig werkwoord.
Pronouns: | Verbs: | Nouns: |
---|---|---|
I | have sold | ipods |
You | have sold | ipods |
He/She/It * | has sold | ipods |
You | have sold | ipods |
We | have sold | ipods |
They | have sold | ipods |
Als je vragen maakt splits je ook bij deze werkwoordsvorm de twee werkwoorden op en zet je het persoonlijk voornaamwoord er tussen in.
Bij deze werkwoordsvorm telt de shit regel ook. Zodra je het werkwoord have voor de he/she/it zet verandert de vorm naar has.
Verb | Pronoun | Verb | Nouns |
---|---|---|---|
Have | I | sold | ipods? |
Have | you | sold | ipods? |
Has | he/she/it | sold | ipods? |
Have | we | sold | ipods? |
Have | they | sold | ipods? |
Bij het maken van ontkennende zinnen voeg je het woordje 'not' tussen de twee werkwoorden en maak je de zin verder gewoon weer af.
Pronouns: | Verbs | Nouns |
---|---|---|
I | haven't / have not sold | ipods. |
You | haven't / have not sold | ipods. |
He/She/It * | hasn't / has not sold | ipods. |
You | haven't / have not sold | ipods. |
We | haven't / have not sold | ipods. |
They | haven't / have not sold | ipods. |
Adjectives en Adverbs
(bijvoeglijke voornaamwoorden en bijwoorden)
In het Engels heb je verschillende soorten woorden om dingen te beschrijven. Een adjective (bijvoeglijk voornaamwoord) is een woord dat iets zegt over een noun (zelfstandig voornaamwoord).
Vb: The red car droves past the tall building.
De dik gedrukte woorden zijn adjectives. Ze beschrijven de dingen die in de zin staan. De rode auto en het hoge gebouw.
Je hebt ook nog adverbs (bijwoorden) dit is een woord die iets zegt over een actie of handeling. Deze plaats je eigenlijk altijd na het hoofd werkwoord.
Vb: She sings beautifully.
Vb: The bird flew by quickly.
Comparatives en Superlatives
(Vergrotende en overtreffende trap)
In het Engels gebruiken we dit soort bijvoegelijke voornaamwoorden om dingen te beschrijven. Maar om verschillen en vergelijkingen aan te geven heb je de vergrotende en overtreffende trap nodig.
Om deze vormen te maken heb je de letters -er en -est nodig.
Bijvoegelijk voornaamwoord | Vergrotende trap (comparative) | Overtreffende trap (superlative) |
---|---|---|
noisy | noisier | the noisiest |
big | bigger | the biggest |
silly | sillier | the silliest |
beautiful | more beautiful | the most beautiful |
happy | happier | the happiest |
tangled | more tangled | the most tangled |
Je kan de soorten op punt 1 en 2 terugvinden in de bovenste tabel, het 3e punt is te vinden in de onderste tabel.
Maar bij sommige woorden zijn er uitzonderingen:
1) Woorden met 3 of meer lettergrepen krijgen more - en most ervoor
(more beautiful - the most beautiful)
2) Woorden met twee lettergrepen krijgens soms -er en -est en soms ook more en most.
3) De laatste variant is de onregelmatige soort. Dat zijn de woorden die je hieronder in de tabel ziet staan.
Adjective | comparative | superlative |
---|---|---|
good | better | best |
bad | worse | worst |
little | less | least |
much | more | the most |
far | further | farthest |
Nu we weten hoe we een vergrotende trap maken gaan we aan de slag met de vergelijkingen. De twee meest voorkomende soorten zijn:
...... than (dan)
as ...... as (even ....als)
Als je deze woorden kent dan kun je een begin maken met simpele vergelijkingen.
Bijvoorbeeld:
My house is bigger than yours.
My garden is as small as yours.
Your rabbit is faster than mine.