Reading

Voorbereiden

Voordat je een tekst gaat lezen, is het handig om je af te vragen wat je al over het onderwerp weet. Dan kun je vaak voorspellen waar de tekst over gaat en wordt het lezen van de tekst makkelijker. Lees ook de vragen in het Activity Book van tevoren goed door, zodat je weet waar je op moet letten tijdens het lezen.

Oriënterend lezen (= skimmen)

Bij oriënterend lezen stel je het onderwerp van een tekst vast. Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, begrijp je de tekst beter wanneer je hem helemaal leest.

Bij oriënterend lezen:

- lees je de titel

- lees je de inleiding (de eerste alinea)

- lees je tussenkopjes

- kijk je naar de bronvermelding onder de tekst. Die vertelt je vaak wat voor soort tekst het is: een tijdschrift- of internetartikel, verhaal, gedicht, advertentie, brief, enzovoort

- kijk je naar de foto’s en afbeeldingen

- kijk je naar lijstjes, rijtjes of schema’s in de tekst

- kijk je naar anders gedrukte woorden (bijvoorbeeld vet, cursief, enzovoort)

Globaal lezen

Bij globaal lezen lees je oppervlakkig en achterhaal je alleen de belangrijkste informatie. Je hoeft niet ieder woord te begrijpen.

Bij globaal lezen:

- lees je de titel en tussenkopjes

- lees je de inleiding en het slot

- lees je de eerste en laatste zin van elke alinea

Ga je een interview lezen? Lees dan eerst alleen de interviewvragen zonder de antwoorden. Je komt dan te weten welke informatie je kunt vinden in de tekst.

Zoekend lezen (= scannen)

Met zoekend lezen kun je gericht informatie zoeken, bijvoorbeeld hoe duur de kaartjes voor een film zijn of hoe laat je favoriete tv-programma begint. Je leest dus niet de hele tekst!

Bij zoekend lezen:

- lees je de titels en tussenkopjes

- zoek je naar kernwoorden die te maken hebben met wat je zoekt

- kijk je naar anders gedrukte woorden (bijvoorbeeld vet, cursief, enzovoort)

- stop je met lezen als je het gevonden hebt

Intensief lezen

Bij intensief lezen probeer je alle informatie in de tekst te begrijpen. Dit doe je bijvoorbeeld bij vragen over de inhoud van de tekst.

Bij intensief lezen:

- lees je de hele tekst

- let je op de inleiding en de tussenkopjes

- zoek je de belangrijkste zinnen en woorden uit de alinea’s

- zoek je de betekenis van belangrijke, moeilijke woorden op

Tekstdoel

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken. Hij wil bijvoorbeeld iets aan de lezer uitleggen of hij wil dat de lezer iets doet. De tekst die hij schrijft, heeft dus een doel.

De schrijver wil …DoelVoorbeelden van tekstsoortendat je iets te weten komtinformerenkrantenbericht, folder, verslag van een sportwedstrijdzeggen hoe je iets moet doeninstruerenrecept, gebruiksaanwijzingdat je iets wel of niet gaat doenoverhalen / activerenuitnodiging, advertentiezijn mening gevenovertuigenreactie op website, recensie van een cd of filmje vermakenamuserenfictief verhaal, strip, songtekst

Als je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt, begrijp je sneller wat het doel van de schrijver is.

Structuur in teksten

De meeste teksten bestaan uit een inleiding, middenstuk en slot. Deze opbouw geeft de tekst structuur.

De inleiding is het eerste deel van de tekst. Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. De inleiding is meestal een aandachtstrekker, een verhaaltje of voorbeeld dat de lezer nieuwsgierig maakt naar de rest van de tekst.

Het middenstuk is opgebouwd uit alinea’s. In iedere alinea wordt één deelonderwerp behandeld. Dat deelonderwerp wordt meestal in één zin weergegeven: de kernzin. Deze zin staat meestal aan het begin van de alinea, maar soms ook in het midden of aan het eind. De rest van de alinea bestaat uit argumenten, uitleg of voorbeelden bij de kernzin.

Het slot is het laatste deel van de tekst. Hierin wordt de belangrijkste informatie uit de tekst kort herhaald. Bij nieuwsberichten ontbreekt het slot vaak. In deze artikelen staat het belangrijkste in de eerste alinea’s. Latere alinea’s geven alleen extra informatie.

Moeilijke woorden

Soms loop je tijdens het lezen tegen moeilijke woorden aan, maar je hoeft niet alle Engelse woorden te kennen om een tekst te kunnen begrijpen.

Soms kun je raden wat een woord betekent doordat je:

- een (bijna) Nederlands woord herkent

- een woord uit een andere taal herkent

- een deel van het woord herkent

- de betekenis kunt afleiden uit de context (de zin waarin het woord staat en/of de zinnen eromheen).

Pas als je met deze manieren niet verder komt, gebruik je een (online /papieren) woordenboek.

Gatenteksten

In een gatentekst zijn een of meer woorden of tekstgedeeltes weggelaten. Je moet een woord of zinsdeel kiezen dat op die plek past. Je kunt daarbij altijd kiezen uit meerdere mogelijkheden.

Bij gatenteksten:

- lees je de tekst voor en na het invullijntje

- lees je de antwoorden waar je uit moet kiezen nog niet

- bedenk je eerst zelf welk (Nederlands) woord op de open plek zou kunnen staan

- vergelijk je jouw antwoord met de antwoordmogelijkheden en kies je het goede antwoord

Meer informatie over gatenteksten kun je vinden bij Naslag in het onderdeel Exam Help.

 

De informatie op deze pagina is copyright van Stepping Stones 5e Editie en het filmpje komt van Digistudies.